|
Iemand die bijen houdt wordt ook wel een imker genoemd.
Een bijenvolk bestaat uit één koningin, tientallen mannetjes die we darren noemen en tienduizenden werksters. De werksters zijn onvruchtbare vrouwtjes. In een bijenvolk zijn alle bijen van elkaar afhankelijk. De koningin kan niet zonder de werksters want die verzorgen en voeren haar. De werksters verzorgen ook de larfjes die uit de eitjes komen door ze te eten te geven en te verwarmen. De werksters zijn de bijen die jij buiten ziet, want zij halen de nectar uit de bloemen en nemen dan meteen stuifmeel mee. De werksters kunnen niet zonder de koningin want zij is de enige die eitjes legt.
De jonge larfjes worden gevoerd met stuifmeel - het zogenaamde bijenbrood - totdat deze volgroeid zijn en
zich gaan inspinnen. Na twee weken komen de jonge bijen uit hun coconnetjes gekropen en beginnen aan hun
eerste taken.
Stuifmeel bevat de eiwitten die voor de lichaamsopbouw nodig zijn. Geen stuifmeel, dan ook geen jonge bijen.
Het stuifmeel wordt door de werksters aan de achterpoten meegenomen. Hiervoor hebben zij een korfje aan de
achterpoten, dit is een groepje korte stijve haartjes waar het stuifmeel in een bolletje aan vast gemaakt
wordt. Als je naar een nectar verzamelende bij kijkt kun je dit goed zien. Je ziet verschillende kleuren
bolletjes aan hun achterpoten want elke bloemsoort heeft zijn eigen kleur stuifmeel.
De imker houdt zijn bijen in kasten. In deze kasten hangen houten raampjes waarin de bijen zelf hun raten van was bouwen. Hiervoor hebben de werksters wasklieren aan de buikzijde. Met hun kaken kneden zij deze was tot zeshoekige cellen en zo vormen zich de raten. In deze zeshoekige cellen worden de eitjes gelegd en wordt de honing en het stuifmeel opgeslagen.
De natuurlijke vermenigvuldiging bij honingbijen is het opsplitsen van een groot volk in twee of meerdere
kleine volkjes. Dit noemen we zwermen. Voordat een bijenvolk gaat zwermen worden er eerst nieuwe koninginnen
en mannetjes gemaakt. Omdat een koninginnelarfje heel groot wordt, past zij niet in een zeshoekig celletje.
Daarom maken de bijen speciale cellen hiervoor. Deze cellen noemen wij moerdoppen.
De imker kan aan deze moerdoppen zien dat het volk binnenkort gaat zwermen.
De oude ervaren koningin verlaat dan met de helft van de bijen de kast.
Op een geschikte plaats beginnen de werkbijen met het bouwen van raten en de koningin met
eitjes leggen. In de oude kast komt een koninginnetje uit een moerdop gekropen. Dit koninginnetje gaat
enkele dagen later naar buiten om met een aantal mannetjes te paren. Hierna start zij met het leggen van
eitjes en is de toekomst voor de overgebleven bijen weer verzekerd.
Een bijensteek kan erg pijnlijk zijn en voor hinderlijke zwellingen zorgen. De angel van een bij is voorzien van een weerhaakje. Als een bij een mens steekt blijft daarom de angel in de huid vastzitten. Doordat de bij zich los rukt wordt haar gifblaasje dat aan de angel vastzit uit haar lijf gerukt. Dit gifblaasje heeft een eigen zenuwknoop en blijft zich leegpompen in de huid. Daarom is het zaak dit gifblaasje direct na een steek te verwijderen. Dit kan het beste met een vingernagel of met een mes uitgevoerd worden. Let wel op dat het gifblaasje niet in de huid leeg geknepen wordt. Smeer de plek daarna in met het sap uit de stengel van de grote weegbree om de pijn te verzachten. Vaak is er geen medicijnkastje in de buurt maar wel wilde planten.
Honing kun je het beste bij de imker kopen omdat deze dan gegarandeerd natuurzuiver en niet verhit is. Honing mag niet warmer worden dan 40 graden Celsius omdat anders de werkzame stoffen hierin verloren gaan. Veel mensen doen een lepel honing in een beker, gieten daar hete melk in, roeren dit om en wachten totdat de melk afgekoeld is om te drinken. Hierdoor gaan de heilzame stoffen verloren. Dus eerst de melk verhitten, dan wachten totdat hij drinkbaar is en dan pas de lepel honing toevoegen.